De naakte mannen, vrijwel altijd felrood, wekken de indruk alsof ze van hun huid beroofd zijn, alsof ze ontschorst zijn; van hun buitenkant ontdaan, worden ze als een wond. Is er pijn te verwachten als de man zijn uniform afstroopt of wil hij zich aan de blikken van vrouwen tonen in de anonimiteit van vlees, bloed en pijn? De vrouwen schijnen, ook als ze aan blikken onderworpen worden, vanzelfsprekend van hun naakte vormen te genieten. Het rood van de huidloze man gaat op in het blauw van de nacht die van haar denkbeeldig hemel is beroofd. Het bovenlichaam van de rode naakte man, als uit schaamte, ineengekrompen, de blauwe vrouw gaat af, haar hoofd in groteske vormen uitdijen. ‘De waarheid is naakt’, schreef ValĂ©ry, ‘maar onder het naakt zit het huidloze lichaam’. Giesen toont de man in zijn onverhulde kwetsbaarheid, een onbarmhartigheid die loont door wat er dan vrij komt. Intrigerend is dat dit niet gebeurt door de blik of onder de ogen van de vrouw, maar in haar blinde hoek. Hij wil gezien worden, zij heeft naar het schijnt aan zichzelf genoeg.
Wezenlijk is de beweging, het zoeken en ruimte scheppen zoals in de schilderijen essentieel is dat er ruimtes ontstaan die aan de kijker grote bewegingsvrijheid geven; er is steeds een punt waarvoorbij de kijker in het verbanden leggen door het schilderij in de steek wordt gelaten, omdat voor het schilderij zoveel betekenis teveel is. Voor een kunstenaar is onderweg zijn belangrijker dan een eindpunt bereiken, zoals zoeken belangrijker is dan vinden.
Beter kan ik niet onder woorden brengen wat er in de overgangstoestand, waarvan Giesens schilderijen momentopnamen zijn, gebeurt, tenminste voor wie kijken wil. In Giesens schilderijen worden nieuwe vormen van kijken mogelijk gemaakt door oude versteende vormen aan het dansen te brengen. De schilder laat zien dat kijken dansen is.